Home Page

Spanje Reis Tips

Spanje Steden Tips

contact pagina

Favorite Links

Barcelona

Reis Informatie

Laatste Nieuws

Reis Informatie

Reis Informatie

Gastenboek

Mijn Spanje Site

Foto Pagina

Foto Pagina

Foto Pagina

Foto Pagina

Vakantie Reizen


Vakantie in Spanje

Spanje praktische informatie
Hieronder staat een lijst met onderwerpen waarover de ANWB voor u actuele informatie bijhoudt. Controleer ook de bepalingen van de landen waar u doorheen reist.

Persoonspapieren en voertuigdocumenten

Rij- en Kentekenbewijs
De Nederlandse rij- en kentekenbewijzen worden erkend. Voor rijwielen met hulpmotor is een bromfietscertificaat (of rijbewijs A of B) vereist.

Persoonspapieren
Geldig paspoort of een geldige Europese identiteitskaart vereist.

WA Verzekeringsbewijs
Verplicht. Het is aan te bevelen de groene kaart mee te nemen. Aan de grens kan een kortetermijnverzekering worden gesloten. De verzekering heeft alleen betrekking op personenschade.

Douane, bagage, huisdieren

Invoer van alcohol
Vanuit een ander land van de EU mag u een hoeveelheid voor eigen gebruik meenemen: 10 liter sterke drank, 20 liter likeur, 90 liter wijn (waarvan maximaal 60 liter mousserend), 110 liter bier. Van buiten de EU mag u maximaal 1 liter drank met meer dan 22% of 2 liter drank met maximaal 22% alcohol of 2 liter mousserende of likeurwijn en 2 liter en niet-mousserende wijn meenemen. Hoeveelheden vanaf 17 jaar.

Douane
Aan de Spaanse landgrenzen met Frankrijk en Portugal zijn geen douaneposten. U kunt deze landgrenzen 24 uur per dag overal passeren. De grens Spanje - Gibraltar via La Linea is 8-21.30 u voor alle verkeer geopend.

Geschenken
Als u van een ander land binnen de EU komt, gelden geen beperkingen. Van buiten de EU mag u geschenken invoeren tot een tegenwaarde van maximaal EUR 175.

Honden en katten
Inenting tegen rabies is verplicht. De inenting moet ten minste 30 dagen en hoogstens 1 jaar voor de aankomst in Spanje hebben plaatsgevonden. Daarnaast is een geldig gezondheidscertificaat vereist, dat bij inreis in Spanje niet ouder mag zijn dan 10 dagen. Voor dieren jonger dan 3 maanden is slechts een gezondheidscertificaat vereist. Legalisatie door de RVV is niet verplicht. Volgens de Spaanse voorschriften dienen in de bebouwde kom de honden aan de riem worden gehouden. Honden in bus, trein en vaak ook taxi, worden geweigerd.

Levensmiddelen
Hoeveelheid voor 1 tot 2 dagen.

Medicijnen
Een medisch paspoort wordt aanbevolen.

Tabaksartikelen
Vanuit een ander land van de EU mag u een hoeveelheid voor eigen gebruik meenemen: 800 sigaretten, 400 cigarillos, 200 sigaren, 1 kg tabak. Van buiten de EU mag u maximaal 200 sigaretten of 50 sigaren of 100 sigarillos of 250 gr tabak meenemen. Hoeveelheden vanaf 17 jaar.

Geldzaken

Creditcards
American Express, Diners Club, Visa en Master/Eurocard worden geaccepteerd in de meeste hotels, restaurants, winkels en benzinestations.

In- en uitvoer van geld
Invoer van euro's geen beperkingen. Andere valuta: vrij tot een bedrag van EUR 6.010; bedragen daarboven moeten worden aangegeven. Uitvoer van ESP: vrij tot EUR 6.010; hogere bedragen tot het bij invoer aangegeven bedrag. Voor het uitvoeren van bedragen boven EUR 30.050 is toestemming nodig. Voor andere valuta gelden geen beperkingen.

Munteenheid
Munteenheid is de euro.

Pinnen
Met de Nederlandse bank- en giropassen kunt u bij bijna 50.000 geldautomaten met het Maestrologo geld opnemen en betalen bij ruim 1 miljoen verkooppunten met dat logo (betaling meestal d.m.v. handtekening).

Openingstijden

Banken
Jun t/m sep ma t/m vr 8.30-14 u.

Benzinestations
Langs de autosnelwegen zijn de bezinestations dag en nacht geopend. Ook veel pompen buiten de autosnelwegen bieden 24-uursservice.

Postkantoor
Ma t/m vr 9-14 u. Het loket voor telegrammen sluit meestal eerder.

Winkels
Ma t/m vr 9-13.30 u en 16.30-20 u, za 9-13 u. Grote supermarkten en warenhuizen ma t/m za 9-20 u. In het hoogseizoen zijn in de toeristenplaatsen de winkels vaak langer open, ook op zondag.

Verkeer

Alcohol in het verkeer
Het maximaal toegestane alcoholpromillage is 0,5. Voor buschauffeurs en bestuurders die nog geen 2 jaar een rijbewijs hebben is het 0,3.

Antiradarapparatuur
Het meenemen en/of gebruiken in de auto van anti-radarapparatuur is, ook voor buitenlanders, verboden.

Bijzonderheden
Een reservebril is verplicht voor bestuurders die een bril dragen. U moet reservelampjes bij u hebben. Slepen is verboden voor particulieren.

Bijzonderheden bij het tanken
LPG wordt niet aan particulieren verkocht. Loodvrij ('Gasolina sin plomo') is goed verkrijgbaar. Creditcards worden vaak geaccepteerd.

Brandblusser
Niet verplicht.

Gevarendriehoek
in Nederlands gekentekende auto's moet een gevarendriehoek aanwezig zijn. In geval van pech moet de driehoek op 30 meter afstand achter het voertuig worden neergezet. De driehoek moet tot op minstens 100 m zichtbaar zijn.

Invalidenparkeerkaart
De invalidenparkeerkaart wordt niet erkend. U dient per gemeente na te gaan hoe u in het bezit van een Spaanse invalidenparkeerkaart kunt komen.

Kinderen
Kinderen onder de 12 jaar en kleiner dan 1,50 m mogen op de voorbank alleen in een goedgekeurd 'kinderbeveiligingsmiddel' (stoeltje of kussen) vervoerd worden dat past bij de leeftijd van het kind.

Maximumsnelheid
Binnen de bebouwde kom 50 km/h (bromfietsen 30 km/h). Personenauto's en motoren buiten de bebouwde kom 90 km/h (bromfietsen 45 km/h). Op wegen met gescheiden rijbanen en op wegen met 4 rijstroken of met aparte rijstrook voor vrachtauto's 100 km/h (80 km/h voor personenauto's met aanhangwagen). Op autosnelwegen 120 km/h (80 km/h voor personenhauto's met aanhangwagen).

Sneeuwkettingen
Het gebruik van sneeuwkettingen is toegestaan.

Spijkerbanden
Verboden.

Telefoneren in de auto
Bestuurders mogen tijdens het rijden slechts handsfree telefoneren.

Tol
De autosnelwegen met een A-nummer zijn tolwegen. Snelwegen met een N-nummer zijn gratis.

Veiligheidsgordels
Zowel op de voor- als op de achterbank verplicht.

Verbandtrommel
Niet verplicht.

Voorrang
Al het verkeer van rechts heeft voorrang, uitgezonderd op voorrangswegen. Voertuigen van het openbaar vervoer hebben voorrang boven andere voertuigen.
Op bergwegen en andere hellende wegen heeft stijgend verkeer voorrang op dalend verkeer. Zonodig moet het dalende voertuig stoppen en terugrijden, tenzij het stijgende verkeer zich vlak bij een uitwijkplaats bevindt. Om praktische redenen hebben in de praktijk zware voertuigen, zoals bussen, voorrang op lichtere voertuigen.

Pech en noodsituaties

Alarmnummers
112

Wegenwacht
De hulpverlening wordt verzorgd door de RACE en de RACC (Catalonie). Bij pech kunt u hen waarschuwen via de praatpalen langs de snelweg of via de alarmnummers: 90 036 55 05 (Catalonie) of 91 593 33 33 (rest van Spanje). Voor hulpverlening door de wegenwacht moet u in het bezit zijn van een IRK. Raadpleeg de IRK voor maximumvergoedingsbedragen etc.

Overige praktische informatie

Verkeersbureau
Spaans Verkeersbureau
Laan van Meerdervoort 8a
2517 A Den Haag
tel.: (070) 346 59 00
fax: (070) 364 98 59
Spaans Bureau voor Vreemdelingenverkeer

Extra feestdagen
Driekoningen: 6 jan; Andalusiedag (Andalusie): 28 feb; Witte Donderdag, Goede Vrijdag; Dag van de Arbeid: 1 mei; Sacramentsdag: 30 mei 2002; Santiago Apastol (Galicie): 25 jul; Maria-Tenhemelopneming: 15 aug; Nationale feestdag van Catalonie (Catalonie): 11 sep; Nationale Feestdag: 12 okt; Allerheiligen: 1 nov; Dag van de Grondwet: 6 dec; Onbevlekte ontvangenis: 8 dec.

Tijdsverschil
Spanje heeft geen tijdsverschil met Nederland. Op de Canarische eilanden is het het hele jaar een uur vroeger dan in Nederland.

Voltage/Stekkersysteem
De moderne (platte, ongeaarde) Eurostekker past in Spaanse stopcontacten. Het tv-systeem is PAL; ontvangst van uitzendingen op een Nederlands toestel is dus mogelijk.
Benidorm


SPANJE
Meer dan 40 miljoen toeristen bezoeken Spanje elk jaar. Naar Spanje op reis gaan, betekent: genieten van een gouden zon, een heerlijke keuken, gastvrijheid en joie de vivre.

De Spanjaarden leven op straat. Geen wonder, want bij dit vriendelijke klimaat weten ze het zich in alle seizoenen gezellig te maken buitenshuis. Daar gaan ze flaneren, ontmoeten ze hun vrienden, en ontvangen ze ook hun bezoekers. De hele stad is hun huis, om de pronkstukken van de familie te bewonderen en dan in een prettig hoekje neer te strijken voor een babbel, een borrel of een hapje. Elke plaats of tijd is daar even goed voor, want Spaanse steden zijn er om beleefd te worden. Dat maakt ze zo fascinerend.

Spanjaarden zien het leven als een prachtkans om zichzelf van hun beste kant te tonen, om bekeken te worden en anderen te bekijken. Hun stad is de bruisende schouwburg waar het allemaal gebeurt. De vroegste bezoekers waren de Feniciërs. Daarna kwamen de Cartaginezen en de Romeinen die, net als de latere Moren, zelf hun stempel op de belangrijkste steden achterlieten. Vestingsmuren, paleizen, tempels, aquaducten, moskeeen die vroeger kerken waren en andersom, kastelen, pleinen. Spaanse steden, net als hun inwoners, laten graag merken dat ze een interessant levensverhaal te vertellen hebben. Maar dan liefst op een comfortabele plek met een vol glas op tafel. Geen land met zoveel terrasjes of straatcafes om de hoek van een statige kathedraal of een beroemd museum.

Dit zou Spanje niet zijn als het rijke verleden niet meehielp om te genieten van de dag van vandaag. Legendarische kastelen zijn aangepast als staatshotels waar de gasten in moderne luxe logeren. Een middeleeuwse kloosterzaal is omgetoverd tot een rumoerig buurtcafes. In een 2000-jarig amphitheater worden concertseries gegeven. Zo ongedwongen als de Spanjaarden een buitenlandse nieuwkomer behandelen als een oude tafelvriend, zo ongegeneerd gaan zij om met hun verre geschiedenis. Van ervaren wereldreizigers tot nieuwsgierige eerstelingen, van kultuurminnaars tot pretzoekers, van grootouders tot kleinkinderen, voor allemaal staat er op de straten van Spanje een belevenis klaar. De Spanjaarden rollen hun spektakel uit, en hun bezoekers kunnen er eens lekker voor gaan zitten. Want iedereen is welkom om zich in hun stad thuis te voelen.

Geografie

Algemeen


Spanje (officieel: Reino de Espana, = Koninkrijk Spanje), is een koninkrijk in Zuidwest-Europa en ligt op het Iberisch Schiereiland waartoe ook Portugal behoort. De totale oppervlakte van Spanje bedraagt 505.782 km2, inclusief de Balearen, de Pityusen en de Canarische Eilanden. Spanje neemt daarmee meer dan vier vijfde van het Iberisch Schiereiland in beslag en is ruim twaalf maal zo groot als Nederland. Spanje is na Rusland, Frankrijk en de Oekraine het vierde land van Europa.
Tot Spanje behoren behalve de genoemde eilandengroepen ook de zogenaamde Plazas de Soberana en el Norte de Africa, omvattende de Plazas mayores: Ceuta en Melilla, en de Plazas menores: Penon de los Valez, Penon de Alhucemas en de Islas Chafarinas.
Spanje grenst in het noorden aan Andorra (64 km) en Frankrijk (623 km), in het westen aan Portugal (1214 km), en in het zuiden aan Gibraltar (1,2 km). De totale kustlijn bedraagt 4964 kilometer. Spanje kent grotendeels natuurlijke grenzen: bergen, kust en rivieren.
De Balearen bestaan uit verschillende eilanden, waaronder de bekende vakantiebestemmingen Mallorca, Menorca, Ibiza en Formentera. De dertien Canarische Eilanden liggen voor de kust van Marokko. Ze zijn van vulkanische oorsprong en de bekendste eilanden zijn de vakantiebestemmingen Tenerife, Gran Canaria, La Palma, Gomera, Fuerteventura en Lanzarote.
Spanje bezit ook nog twee enclaves in Marokko, Melilla en Ceuta, die in 1995 een gelimiteerde autonomie verwierven.


Landschap


Spanje is na Zwitserland het land met de hoogste gemiddelde hoogte van Europa: gemiddeld 660 meter boven de zeespiegel. Maar 11% ligt lager dan 200 meter en 42% ligt hoger dan 1200 meter; Madrid is de hoogst gelegen hoofdstad van Europa.
Het kernlandschap van Spanje is de Meseta, een zeer uitgestrekte hoogvlakte, die door het granietrijke Castiliaans Scheidingsgebergte (Cordillera Central; 600 kilometer lang) in tweeen wordt gesplitst: de Submeseta Norte en de Submeseta Sur, ook wel Oud-Castilia en Nieuw-Castilia genoemd.
De hoogste top is Sierra de Gredos (2592 m). Het noordelijk deel van de Meseta ligt op een hoogte van 800-900 meter, het zuidelijk deel ligt op een hoogte van 600-700 meter.
De zuidelijke begrenzing wordt gevormd door de Sierra Morena, de noordoostelijke begrenzing door het jongere Iberisch Randgebergte, dat het jonge dalingsgebied van de Ebro begrenst. De Ebro breekt in de benedenloop door het langs de kust gelegen Catalaans Gebergte. De Pyreneeen, met toppen boven de 3000 m (hoogste top Pico de Aneto, 3404 m), zijn in het oosten vrij breed en worden naar het westen toe steeds smaller.
Hierop sluit aan het Asturisch-Cantabrisch gebergte (hoogste top Picos de Europa, 2648 km) met het Galicisch massief. In het zuidoosten ligt het Andalusisch gebergte dat ook wel Betische Cordillera wordt genoemd en zich uitstrekt van Gibraltar, en in feite doorloopt tot op de Balearen. Het hoogste gedeelte van dit jonge gebergte wordt gevormd door de Sierra Nevada met de Mulhacon (3481 meter) als hoogste top van het Spaanse vasteland.
Opmerkelijk is dat de hoogste top op Spaans grondgebied de Pico de Teide op het Canarische eiland Tenerife is (3707 meter).
Aan de voet van de vele bergketens komen even zovele landschappen voor, zoals de groene valleien in het noorden, de woestijnachtige gebieden van Extremadura, de rijstvelden van de Levante, de olijf- en appelboomgaarden van Andalusia, het palmenwoud van Elche in Alicante en de vele rotskusten.


Rivieren

De grote rivieren Duero, Tajo (Taag) en Guadiana volgen de naar het westen afhellende Meseta en stromen, evenals de in het Andalusisch Gebergte ontspringende Guadalquivir, in westelijke tot zuidwestelijke richting naar de Atlantische Oceaan. In het noordelijke gedeelte van de Meseta stroomt de Duro (895 km) en in het zuidelijke gedeelte de Tajo (1007 km). Tussen deze twee rivieren ligt de hoofdstad Madrid. De in het Cantabrisch gebergte ontspringende en in zuidoostelijke richting stromende Ebro is de enige grote rivier die naar de Middellandse Zee stroomt.
In het algemeen hebben de Spaanse rivieren een zeer onregelmatige watervoorraad met een minimaal zomerpeil en zijn daardoor voor de scheepvaart van weinig betekenis. Alleen de Guadalquivir is stroomafwaarts vanaf Sevilla bevaarbaar. De Ebro en de Duero bevatten wel vaak veel water maar zijn voor de scheepvaart onbruikbaar door de vele hoogteverschillen.
Het Ebro- en het Guadalquivir-bekken worden gebruikt voor irrigatie en de Tajo wordt gebruikt voor energieopwekking.
Door de sterke bodemerosie vervoeren de rivieren in het algemeen veel sediment, waardoor er delta's zijn ontstaan bij o.a. de Ebro en de Guadalquivir. In Galicie in het uiterste noordoosten bezitten de rivieren brede mondingen of r­a's.
Bijzonder is de Guadiana die plotseling onder de grond verdwijnt en kilometers verder weer boven de grond komt. Andere nog niet genoemde grote rivieren zijn de Jacar en de Segura.
Klimaat
Als gevolg van het relief zijn er in Spanje grote klimaatsverschillen tussen zowel de verschillende gebieden als binnen deze gebieden. Ook zijn er grote verschillen tussen de seizoenen en de dag- en nachttemperaturen.
Grote delen van Spanje hebben meer een landklimaat dan een Middellandse Zee-klimaat. Met name het binnenland heeft een typisch landklimaat. Daar komen grote temperatuurverschillen voor met zomertemperaturen van gemiddeld 24 C en wintertemperaturen van gemiddeld 2 tot 4 C met geregeld nachtvorst. 's Zomers komen de temperaturen soms rond de 40 C uit terwijl 's winters temperaturen tot -10 C voorkomen. De neerslag is op sommige plaatsen in het binnenland zo gering dat van een steppeklimaat moet worden gesproken.
Het continentale karakter van het klimaat wordt ook sterk bepaalt door de koude "norte"-wind in de winter en de hete, droge en stoffige "solano" en "leveche" in de zomer.

De gehele oostkust heeft een Middellandse Zee-klimaat met hete en zeer zonnige zomers en naar het zuiden iets toenemende temperaturen (juli: Barcelona 23,3 C; Cartagena 23,9 C). De winters zijn aan de Middellandse Zeekust zacht (10-12 C) met maar weinig regenval.
De noordkust heeft een gematigd vochtig zeeklimaat en het is 's zomers een stuk koeler (18-22 C) dan het binnenland en de winters zijn er zacht (7-10 C).
De gemiddelde jaarlijkse neerslag bedraagt te Santiago de Compostela in het noordwesten 1600 mm tegen bijvoorbeeld niet meer dan 540 mm te Barcelona en 420 mm te Madrid. Spanje wordt ook wel een verdeeld in het "groene Spanje" ofwel Espana Verde of la Espana hameda in het noorden en noordwesten en het "droge Spanje" ofwel la Espana seca.
Het "droge" Spanje kent soms een aaneenschakeling van droge jaren waarin gemiddeld veel te weinig regen valt. Ongeveer 40% van de Spaanse grond is nu al te droog en dat percentage wordt steeds groter. Nauw verbonden met het watertekort (verdwijnen vegetatie) en de grote hoeveelheden neerslag als het een keer regent, is het grote probleem van de erosie waardoor jaarlijks miljoen tonnen aarde van de bergen waaien of gespoeld worden. Verwoestijning komt voor in Murcia, Andalusie, Aragon, Castilie en Valencia.
De Balearen hebben zachte winters en warme, droge zomers. De Canarische eilanden hebben daarentegen een veel constanter klimaat met temperaturen van 27 C in de zomer en van 22 C in de rest van het jaar. De regenval op de Canarische Eilanden neemt sterk af van het waterrijke westelijk gelegen La Palma naar de zeer droge westelijke eilanden. Fuerteventura heeft zelfs gedeeltelijk een woestijnklimaat.

Planten en dieren
Planten


Door de groter variatie in klimaat, hoogte en bodemgesteldheid kent Spanje een zeer gevarieerde flora met ongeveer 8.000 soorten. Door de Pyreneen ligt Spanje relatief geisoleerd van de rest van Europa, waardoor er een groot aantal endemische soorten voorkomen.
De mediterrane flora overheerst en de traditionele bosformaties met steeneiken bestaat bijna niet meer en zijn vervangen door maquis, een vrij lage begroeiing met o.a. rozemarijn, oleander, lavendel, tijm, kurkeik, heidebrem, Cistus, Spartium en Genista. De belangrijkste gebieden voor de kurkeik zijn Catalonie en Extremadura. Meer zuidelijker wordt de vegetatie subtropischer van aard met agaven, schijfcactussen en palmen. Bij Elche in Alicante is het enige dadelpalmenbos van Europa te vinden.
Loofbossen met o.a. eiken, beuken, kastanjes, essen, populieren en berken komen vooral in Noord-Spanje voor. De naaldbossen in het hooggebergte bestaan voornamelijk uit lariks en arve, en verder vindt men hier mossen en korstmossen. De zilverspar komt veel voor in de Pyreneen en de Sistema Iberico terwijl de Spaanse spar allee voorkomt in het Ronda-gebied in Andalusie. De Schotse den met zijn gevlekte rode bast komt algemeen voor in de koele noordelijke berggebieden. De parasolden komt aan de kust voor.
Opvallend is de veel voorkomende donzige eik die op de wat nattere plaatsen groeit. De Pyreneen herbergen ongeveer 150 unieke soorten en de veel kleinere Sierra Nevada in het zuiden telt 60 unieke soorten. Boven de boomgrens in de diverse berggebieden komen planten voor als de gentiaan, krokus, narcis, zonnedauw en orchideen. Bekende plaatsen waar veel soorten orchideen voorkomen zijn de bergweiden van de Picos de Europa met ca. 40 soorten en de Serrana de Cuenca in de Sistema Iberico.
De hoogvlakte kent o.a. een steppeachtige flora met bijvoorbeeld melde, loogkruid en over het algemeen een vermenging van de vegetatie van de steppegebieden, het Middellandse-Zeegebied en het hooggebergte. In het noordwesten vinden we op de berghellingen heidevelden met rode dopheide, struikheide en gaspeldoornsoorten.
De steppegebieden zijn te vinden in de Ebro-vallei, de Castilla-La Mancha en het bijna woestijnachtige Cabo de Gata in Andalusie. Deze gebieden vertonen pas na regenbuien hun fantastische kleurenrijkdom.
De subtropische Canarische Eilanden kennen wat vegetatie betreft vrij grote verschillen, maar cactussen, laag struikgewas, palmbomen en pijnbomen (Pinus Canariensis) in de hogere delen komen vrij veel voor.


Dieren


De dierenwereld van Spanje is gedeeltelijk Zuid-Europees-mediterraan van karakter met een aantal Afrikaanse elementen zoals de kameleon, de genetkat en de Egyptische mangoest. De op de rots van Gibraltar voorkomende magot of Barbarijse makaak is een apensoort die waarschijnlijk door de mens is ingevoerd.
Van de grote zoogdieren komen o.a. nog voor bruine beer, wolf, otter, lynx, wilde kat, wild zwijn, damhert, edelhert, ree, de zeer zeldzame Spaanse steenbok en de gems. Een aantal van deze dieren is zeer zeldzaam geworden en aan de bescherming van enkele van deze soorten wordt veel aandacht geschonken.
Er leven nog maar enkele tientallen bruine beren in Spanje, voornamelijk in de Picos de Europa en de westelijker gelegen Cordillera Cantabrica. In de Pyreneen vooral aan de Franse kant van het gebergte. Hoewel het jagen op en doden van beren verboden is sinds 1973 loopt hun aantal nog steeds terug.
Ongeveer duizend wolven leven nog in de noordwestelijke berggebieden en verder nog een aantal in de zuidwestelijke Meseta en de Sierra Morena.
Beter gaat het met de ibex, een berggeit met lange horens. Bijna uitgeroeid in 1900 heeft de populatie zich hersteld en men schat dat er nu ca. 70.000 exemplaren leven in met name de Sierra de Gredos en Andalusie.
De pardel-lynx is een uniek Spaans roofdier, kleiner dan zijn Noord-Europese soortgenoot. Door de jacht en de afnemende konijnenpopulatie is het aantal teruggelopen tot ca. 700. Het dier wordt streng beschermd en leeft vooral in de bosrijke gebieden in het westen en het zuiden en in de beschermde gebieden Donana en Monfrague.
Aan de kust van de Middellandse Zee komt de zeer zeldzame monniksrob voor en de Golf van Biscaje is een belangrijke verzamelplaats voor walvissen en dolfijnen. De meeste Europese vlinders zijn te zien in Spanje. Verder twintig bijzondere vleermuissoorten, vier salamandersoorten, de vroedmeesterpad, slangen en ontelbare hagedissen. Giftige slangen zijn een addersoort, de Montpellier-slang en de Lataste's adder.
De vogelwereld is zeer rijk; de ooievaar en een aantal soorten grote roofvogels (steenarend, keizerarend, slangenarend) zijn hier en daar nog betrekkelijk algemeen. Een van de opvallendste vogelsoorten is de blauwe ekster, die in Midden- en Zuid-Spanje voorkomt en naast Portugal alleen in China wordt aangetroffen. Een indrukwekkende verschijning is de grote lammergier (quebrantahuesos = bottenbreker vanwege de gewoonte om zijn prooi op de rotsen te gooien) die voorkomt in de hoge Pyreneeën en geherintroduceerd is in de Sierra de Cazorla. De populatie zwarte gieren is de grootste van de wereld. Andere aaseters en roofvogels zijn de vale gier, de Egyptische gier, de torenvalk, de buizerd, de sperwer, en de rode en zwarte wouw.
In het voorjaar is Spanje zeer aantrekkelijk voor grote groepen trekvogels met o.a. de grootste concentratie kraanvogels in Europa. Het wereldberoemde en zeer belangrijke Coto Doñana (officieel: El Parque Natural Entorno de Doñana) is een van de grootste vogelreservaten ter wereld waar jaarlijks meer dan 160 soorten broeden, bijvoorbeeld ca. 600.000 ganzen uit Noord-Europa, 3000 flamingo-paren en vele kust, water- en moerasvogels.
Andere belangrijke watergebieden aan de kust zijn Albufera de Valencia, de Ebro-delta en Aiguamolls de l'Emporda  in Catalonie. In het binnenland overwinteren duizenden eenden in het Tablas de Daimiel, het Castilla- La Mancha en het Laguna de Gallocanta, Spanje's grootste natuurlijke meer, 50 kilometer ten zuiden van Calatayud in Arágon. Laguna de Fuente de Piedra is de belangrijkste broedplaats voor ca. 13.000 flamingo-paren.
Twee zeldzame soorten zijn de grote trap en het auerhoen, die beide bekend staan om hun schitterende baltsgedrag. In Spanje leven ongeveer 8000 grote trappen, meer dan in alle andere landen van Europa samen.
Tot de meest kleurrijke vogels behoren de gouden wielewaal, de hop en de bijeneter. Deze vogels komen het meest in het zuiden van Spanje voor.
Spanje kende in 1997 tien Nationale Parken en 695 beschermde gebieden. In deze gebieden komen duizenden soorten planten en dieren voor die nergens anders (meer) in Europa te vinden zijn.
Geschiedenis
Oudheid


Botsplinters gevonden in de Sierra de Atapuerca nabij Burgos toonden aan dat voorouders van de Neanderthalers 780.000 jaar geleden al in deze streek vertoefden. Uit de tijd van de Neanderthalers stamt de "vrouw van Gibraltar", een schedel van ca. 50.000 jaar v.Chr., gevonden in 1848. Men vermoedt dat de Neanderthalers ca. 40.000 jaar v.Chr., gedurende de laatste ijstijd, verdreven werden door migranten van Afrikaanse origine, de Cro-Magnon mensen. Zij jaagden op mammoeten, bizons en rendieren. Aan de oostkust zijn grotschilderingen (o.a. Cueva Remigia) met jachttaferelen van deze mensen gevonden. Uit het begin van het neolithicum komen aan de oostkust van Spanje talrijke vindplaatsen van zogenaamde Impreso-voorwerpen voor, waaronder versierd aardewerk.
In Murcia en Andalusie ontstond ca. 3000 v.Chr. de Almeria-cultuur die werd gekenmerkt door megalithische graven en zogenaamde idolen of cultusbeeldjes. Tussen 3000 en 2000 v.Chr. werd het gebruik en de bewerking van koper geintroduceerd door de Los Millares-cultuur in de buurt van Almeria. De mensen van deze cultuur woonden al in kleine ommuurde nederzettingen en hadden al contacten met gemeenschappen in Zuid-Frankrijk, Italie en zelfs Noordwest-Afrika.
Van ca. 1600 tot 1200 v.Chr. kwam in het zuidoosten van Spanje de El Algar-cultuur voor. Zij woonden in ommuurde nederzettingen op berghellingen en hadden al contact met het Egyptische rijk en smeden wapens en maakten sieraden van zilver en koper. Aan het begin van de late Bronstijd verdween deze cultuur plotseling.
De eerste Fenisische handelsposten ontstonden ca. 1000 v.Chr. langs de zuidkust, o.a. in de buurt van Cadiz, Huelva en Malaga. Ca. 600 v.Chr. werden zij gevolgd door de Grieken, die kolonies stichtten langs de oostkust, o.a. Emporion (nu: Empuries). Het noorden en westen van Spanje stonden toen onder invloed van de Keltische cultuur. Uit deze drie culturen onstond langzaam de Iberische cultuur, waarin de mediterrane karaktertrekken overheersen.
De Carthaagse Feniciers sloten in de 7e eeuw voor Chr. de Straat van Gibraltar voor Griekse zeevaarders en de Fenisische bewoners van Tyrus hadden tegen het einde van de 5e eenw v.Chr. Spanje gedeeltelijk veroverd. Zij noemden de zuidkust I-sjephan-im of konijnenkust; uit deze naam ontstond later Hispania en daarna de huidige naam Espana.
Carthago, o.a. onder leiding van Hannibal, breidde zijn macht over het grootste deel van Spanje uit, maar verloor deze veroveringen weer in de Punische Oorlogen (Eerste Punische oorlog 264-241 v.Chr; Tweede Punische Oorlog 218-201 v.Chr.) met de nieuwe sterk opkomende macht: Rome. Ondanks heftige tegenstand van de Iberiers werd Spanje veroverd door de Romeinen en ten tijde van keizer Augustus werd het Iberisch Schiereiland verdeeld in drie gebieden: Tarraconensis, Baetica en Lusitania, en dit werden al snel welvarende gebieden, o.a. door de mijnbouw. In de 3de eeuw n.Chr. gingen welvaart en cultuur sterk achteruit, wat deels te wijten was aan de invallen van barbaren.


Het Visigotische Rijk (415-711)


Begin 5e eeuw was het Romeinse Rijk dermate verzwakt dat Germaanse stammen als de Vandalen, Alanen en Sueven Spanje binnendrongen en zich vestigden in Galicie, Lusitanie en Andalusie. Catalonie werd in 415 veroverd door de Visigotische koning Athaulf, gevolgd door andere Gotische veroveraars die in vijftig jaar tijd het gehele schiereiland veroverden. Alleen de Sueven konden hun onafhankelijkheid behouden.
Hoewel de Romeinse grootgrondbezitters veel grond kwijt raakten, bleef de sociale structuur vrijwel gehandhaafd. De steden behielden de Romeinse organisatie en ook de katholieke godsdienst kon behouden worden, ondanks dat de Visigoten een andere godsdienst aanhingen. Het Visigotische rijk strekte zich op een gegeven moment uit tot aan de Pyreneeën toen ook de Sueven onderworpen werden. In het zuidoosten werden de Byzantijnen verdreven.
Toen Reccared I van de Visigoten overging tot het katholicisme vielen alle verschillen tussen bezetters en autochtone bewoners weg. Hierdoor behielden de bisschoppen hun machtige positie, die zich zelfs uitstrekte tot de wetgevende macht. Voor de gewone bevolking veranderde er niet veel, zij werden nog steeds uitgebuit door de adel en de kerk.


Het Moorse Spanje, de Reconquista en de katholieke koningen (711-1504)


Het Visigotische tijdperk eindigde in feite in 711 toen de Moorse militair Tarik te hulp werd geroepen bij onderlinge conflicten. Rond 720 had hij het hele schiereiland veroverd, op Asturië na. Onder de Omajjaden-dynastie, die van 756 tot 1031 duurde, ontwikkelde zich een Moors-Spaanse cultuur die op een hoog niveau stond.
De stad Cordoba was toen het centrum van deze cultuur, in een tijd die grote welvaart bracht en waarin kunsten, literatuur en wetenschappen opbloeiden. Onder de kaliefen Abd al-Hahman III en zijn zoon Hakam II (periode 912 tot 976) stond het Moorse rijk op haar hoogtepunt en had Cordoba bijvoorbeeld het ongelooflijke aantal van ca. een miljoen inwoners.
Vanuit het noorden bedreigden kleine christelijke staatjes als Navarra, Aragon en Leon het Moorse rijk. De veldheer van Hisjam II, Al-Mansoer, wist de christenen aanvankelijk nog ver terug te dringen en verwoestte bijvoorbeeld Santiago de Compostela. In 1002 stierf Al-Mansoer en vanaf dat moment begon het Omajjaden-rijk langzaam maar zeker uit elkaar te vallen in vorstendommen die "taifas" genoemd werden.
Deze "reconquista", de herovering van het Moorse rijk door de christenen, ging echter niet zonder slag of stoot. Zo werd de belangrijke stad Toledo in 1085 veroverd door Alfons VI van Castilië, maar in 1086 werd hij alweer verslagen door de Almoraviden onder leiding van Ali ibn Joesoef, die vanuit Noord-Afrika hun moslimbroeders te hulp schoten. Ze wisten de eenheid te herstellen en werden opgevolgd door de Almohaden, Berbers uit Noord-Afrika, die de christenen wisten terug te dringen. Na de Slag bij Navas de Tolosa in 1212 was het echter afgelopen met de Moorse overheersing. Op het Moorse koninkrijk Granada na, werd Zuid-Spanje door Castilie/Leon veroverd. De Moorse en christelijke cultuur konden echter naast elkaar blijven bestaan en zich verder ontwikkelen doordat Moren en ook joden hun rechten en vrijheden behielden.
In 1469 trouwden de katholieke Ferdinand II van Aragon en Isabella van Castilie waardoor Spanje verenigd werd, hoewel beide rijken hun eigen politieke structuur behielden. Kerk en staat werkten vanaf die tijd nauw met elkaar samen, waardoor inquisitie en Hermandad (politie) alle afwijkende meningen en organisaties onderdrukten. Zo werden eind 15e eeuw meer dan 120.000 joden uit Spanje verdreven omdat ze weigerden zich te bekeren tot het christendom.


De Habsburgers (1504-1700)


Na de dood van Ferdinand en Isabella kwam Karel I aan de macht, die de Bourgondische landen van zijn vader Filips de Schone had geerfd. Bovendien werd hij in 1519 als Karel V keizer van het Duitse Rijk. Door de ontdekking van Amerika werd Spanje het centrum van het eerste echte wereldrijk, maar was ook voortdurend in conflict met Frankrijk over de hegemonie in Europa. Ook de godsdienstoorlogen als gevolg van de Reformatie lieten Spanje niet onberoerd als leidend land in de Contrareformatie.
Vele Italiaanse bezittingen zorgden ervoor dat Spanje in feite de Middellandse Zee beheerste en verplicht was zich te verdedigen tegen de oprukkende Turken. Binnenlands was er verzet van de steden en de adel tegen de niet-Spaanse politiek en de toenemende macht van de centrale overheid. Dit leidde van 1520 tot 1521 tot de opstand van de Comuneros die echter onderdrukt werd.
In Amerika werd ondertussen een groot koloniaal rijk opgebouwd waarmee vanuit Sevilla handel werd gedreven. Deze inkomsten, naast die van het veelal geroofde goud en zilver, gingen rechtstreeks naar de staatskas en niet naar de ontwikkeling van Spanje als modern land.
De politieke macht van Spanje in Europa kreeg een geduchte knauw tijdens de regering van Filips II. Hij veroverde Portugal nog, maar verloor de strijd tegen de Nederlanden, Engeland en Turkije. In Spanje zelf werden aanhangers van andere dan het katholieke geloof met harde hand uitgeroeid en vervolgd. Met name marranen, bekeerde joden, en Morisco's, christelijke moslims, hadden hieronder vreselijk te lijden. Zo werden bijvoorbeeld in 1609, tijdens de regering van Filips III, ongeveer 800.000 Morisco's het land uitgejaagd. Dit was echter niet zo'n slimme zet van Filips want hierdoor, samen met de geldverslindende oorlogen, werd Spanje aan de rand van een faillissement gebracht.
Onder Filips IV verslechterde de economische situatie nog verder, want ook hij stortte zich in oorlogen met o.a. Duitsland, Italie en Frankrijk. Extreem hoge belastingen om dit alles te kunnen financieren leidde tot uitbuiting van de eigen bevolking en een aantal opstanden in o.a. Catalonie, Napels en Andalusie waren het logische gevolg. Bovendien wist Portugal zich in 1640 van Spanje los te weken, werden de Noordelijke Nederlanden in 1648 bij de Vrede van Munster onafhankelijk verklaard en moest Roussillion aan Frankrijk en Franche-Comtee aan de Zuidelijke Nederlanden worden afgestaan. Op dat moment stelde Spanje als wereldmacht niet veel meer voor.


De Bourbons (1700-1868)


Na de dood van Karel II in 1700 werd Filips V van Bourbon koning van Spanje. Onder deze koning verloor Spanje weer veel grondgebied, zoals Gibraltar, Italiaans grondgebied en de Zuidelijke Nederlanden, maar kreeg weer aanspraken op Napels-Sicilie en Parma in Italie door zijn huwelijk met Elisabeth van Parma. Het door de Bourbons uit Frankijk meegebrachte centralisme en absolutisme zorgde o.a. voor een langdurige opstand in Catalonie (1702-1714) en de parlementen van Aragon en Castilie werden ontbonden. Onder de verlichte despoot Karel III, die van 1759 tot 1808 heerste, profiteerde het volk weer wat van een toenemende welvaart en een vermindering van de corruptie. Nieuwe oorlogen tegen Engeland zorgden er echter voor dat onder Karel IV en zijn minister Godoy de slechte tijden weer volledig terugkeerden.
Tijdens de Franse Revolutie schaarde Spanje zich eerst aan de zijde van Oostenrijk en Engeland (1793-1795), maar stortte zich in 1796 met de Fransen in een oorlog met Engeland, die alleen door de Vrede van Amiens kort onderbroken werd in 1802-1803. In 1805 werden vlootonderdelen van Spanje verslagen bij Finistaire en Trafalgar. In mei 1808 vielen Franse troepen Spanje binnen en deden de koning en zijn zoon onder druk van Napoleon afstand van de troon. De daarop volgende volksopstand in Madrid werd door Murat bloedig onderdrukt en Napoleons broer Jozef Bonaparte werd tot koning van Spanje benoemd.
Als reactie hierop volgde van 1808 tot 1813 een bloedige landelijke opstand die vanuit Portugal gesteund werd door de Britten onder leiding van Wellington, die de Fransen in 1809 bij Talavera de la Reina een zware nederlaag toebracht. In 1812 werd er in Cadiz door de "Cortes" een grondwet uitgevaardigd naar Frans model.
In mei 1813 verliet Jozef Bonaparte Madrid en op 21 juni volgde de beslissende overwinning van Wellington op de Fransen. De "Cortes" trok in januari 1814 Madrid binnen en Ferdinand VII werd op de troon gezet nadat hij de nieuwe grondwet erkend had. Deze Ferdinand trok zich echter niet veel aan van de grondwet en regeerde al snel als een absoluut heerser.
In die tijd ontstonden er ook veel onafhankelijkheidsbewegingen in Spaans-Amerika en veel landen maakten zich zonder veel problemen los van Spanje. Uiteindelijk bleven alleen Puerto Rico en Cuba in Spaans-Amerika en de Filippijnen in Azie over als kolonieen.
De grondwet werd in 1820 weer hersteld na een militaire staatsgreep (pronunciamiento) door generaal Riego. Een enorm Frans leger, gestuurd door de Heilige Alliantie, wist in 1822-1823 het absolutisme weer te herstellen en er volgde weer een zware tijd voor de burgerij. De gehele 19e eeuw stond verder in het teken van de opstanden en burgeroorlogen tussen reactionairen en liberalen en de tussen de partijen instaande "moderados", de gematigden, die het politieke toneel wisten te beheersen.
Na de dood van Ferdinand in 1833 werd hij opgevolgd door Isabella II onder voogdij van haar moeder Maria Cristina. Don Carlos, Ferdinands reactionaire broer, begon de Eerste Carlistenoorlog die tot 1839 in Noord-Spanje gevoerd werd. Maria Cristina vormde tegen de door het Vaticaan gesteunde Carlisten een links tegenwicht en in 1836 werd het kerkelijk grootgrondbezit verkocht door Mendizabel. De gematigde politici en het hof ontwikkelden zich na de Carlistenoorlog in een rechtse en een klerikale richting, wat slechts onderbroken werd tijdens een liberale tussenperiode van 1854 tot 1856, na een geslaagde militaire staatsgreep van O'Donnell.


Revolutie en restauratie (1868-1923)


In 1868 werd Isabella afgezet en korte tijd opgevolgd door generaal Prim. De "Cortes" stelde een nieuwe grondwet op en koos in 1870 een nieuwe koning, Amadeus van Aosta, die afkomstig was van het Italiaanse koningshuis. Amadeus van Aosta trad in 1873 af waarna de "Eerste Republiek" werd uitgeroepen die tot 29 december 1874 duurde. Er werd een federale grondwet opgesteld en een democratische structuur georganiseerd.
De nieuwbakken republiek kreeg te maken met de Tweede Carlistenoorlog en een opstand met Cartagena als centrum. Ook een anarchistische stroming in de arbeidersbeweging zorgde voor grote problemen in het agrarische Andalusie en het industriele Catalonie. Door een volgende militaire staatsgreep of "pronunciamiento" onder leiding van generaal Marti­nez de Campos kwam er al snel een einde aan de Eerste Republiek en de zoon van Isabella, Alfons XII, werd tot koning uitgeroepen.
Politiek staat de periode die van 1874 tot 1923 duurde bekend als de "restauratie" en werd gekenmerkt door elkaar afwisselende liberale en reactionaire regeringen. Dit alles was gebaseerd op een betrekkelijk liberale grondwet uit 1876 van Antonio Canovas del Castillo. Canovas was een zogenaamde "moderado", een gematigde politicus. Deze "moderados" lieten de liberalen en de reactionairen met elkaar om de macht strijden en bepaalden zelf grotendeels het regeringsbeleid. Het volk had in dit systeem weinig te zeggen op plaatselijk niveau. De plaatselijke en regionale machthebbers hadden het in hun gebied voor het zeggen en de invloed van het volk was minimaal. Dit systeem werd "caciquismo" genoemd waarbij ook nog de kerk haar politieke macht vergrootte.
Canovas werd in 1897 vermoord en de nederlaag in de Spaans-Amerikaanse Oorlog waardoor ook de laatste koloniën verloren gingen, stortten Spanje in een staat van permanente crisis.
Verschillende bewegingen op politiek, cultureel en nationalistisch gebied lieten luid van zich horen. Zo streefde de "Generatie van '98" naar een politiek en cultureel reveil en een modern Spanje. Nationale bewegingen in Baskenland en Catalonië kregen steeds meer een politiek gezicht en de arbeidersbeweging werd steeds revolutionairder in haar doen en laten.
Liberale kabinetten hadden ondertussen in 1890 gezorgd voor algemeen stemrecht, vrijheid van vakbeweging en een minimale sociale wetgeving. In de praktijk stelde het allemaal echter nog niet veel voor. Internationaal kwam Spanje in een slecht daglicht te staan na het martelen van gevangenen in 1896 en de terechtstelling door een woedende massa van Francisco Ferrer Guardia, een vooruitstrevende voorman van de rationele "moderne school". Verder kwamen Catalonie en Andalusie negatief in het nieuws door soms bloedige sociale conflicten.
Spanje bleef neutraal in de Eerste Wereldoorlog waarbij links sterk sympathiseerde met de geallieerden. Rechts, en dan vooral de kerk, was sterk anti-Frans. Verder profiteerde Spanje vooral economisch door oorlogsleveranties. Na de Eerste Wereldoorlog ontstond in heel Europa een sociaal-revolutionaire beweging die ook Spanje aandeed. De Spaanse regering reageerde in 1919 met het met geweld onderdrukken van een algemene staking en het in de gevangenis gooien van socialistische kopstukken. Later werden zelfs enkele bekende leden van de vakbeweging CNT door politieagenten gedood. 1923 werd een belangrijk jaar. Bij verkiezingen wonnen de socialisten voor het eerst terrein en leed het Spaanse leger een grote nederlaag in Marokko. In datzelfde jaar op 13 september pleegde generaal Primo de Rivera met medeweten en instemming van koning Alfons XIII een staatsgreep.


Dictatuur, Tweede Republiek en burgeroorlog (1923-1939)


Onder Primo werd Spanje een dictatuur waarin de "Cortes" werd ontbonden, o.a. de persvrijheid werd opgeheven en het bestuur sterk gecentraliseerd werd. Vanaf 1929 nam de weerstand tegen dit regime toe en in januari 1930 trad Primo af en werd opgevolgd door generaal Berenguer. Na de gemeenteraadsverkiezingen van april 1931 kregen alle grote steden een republikeins bestuur en dat was voor Alfons XIII het teken om het land te verlaten waardoor Spanje vrij geruisloos wederom een republiek werd.
Deze zogenaamde Tweede Republiek duurde tot 1939 en opnieuw werd er een grondwet opgesteld, deze keer met een progressief democratisch karakter. President werd Alcala Zamora en Manuel Azana van de Accion Republicana werd premier. Belangrijk in deze periode was dat de scheiding van kerk en staat geregeld werd en dat het onderwijs alleen nog door leken gegeven werd. Ook werd Catalonie in 1932 autonomie met een eigen regering gegeven en in 1936 volgde Baskenland. Afschaffing van het grootgrondbezit, de hervorming van het leger en sociale kwesties verliepen traag of werden totaal niet aangepakt. Arbeidersbewegingen vervreemdden zich al snel van de republiek en de logische stakingen en anarchistische revoltes werden bloedig neergeslagen.
De verkiezingen van november 1933 werden gewonnen door rechts, maar de opeenvolgende rechtse regeringen bakten er niet veel van en deze twee jaren werden dan ook de "bieno negro", twee zwarte jaren genoemd. In 1934 volgde een confrontatie tussen arbeidersbewegingen en het leger in Asturië en dat zou de voorbode van de latere burgeroorlog blijken te zijn. Vele duizenden opstandelingen verdwenen in de gevangenis en Catalonie verloor zijn autonomie, nadat het zelf de onafhankelijkheid had uitgeroepen.
Republikeinse en linkse partijen, verenigd in het Volksfront, wonnen de parlementsverkiezingen in februari 1936 en Manuel Azana werd president. De regering kwam meteen in grote problemen toen de socialisten niet aan de regering wilden deelnemen, en er volgde een zeer onrustige periode met o.a. stakingen en politiek geweld door met name de Falange, een kleine maar sterk groeiende fascistische beweging.
Intussen bereidde rechts zich voor op een staatsgreep. Deze werd door elementen uit het leger ingezet op 17 juli 1936 vanuit Spaans-Marokko. De arbeiders verzetten zich hier fel tegen en de Spaanse Burgeroorlog was een feit. De burgeroorlog eindigde op 1 april 1939 met een overwinning van de "nationalisten" van generaal Francisco Franco Y Bahamonde, die al sinds 1936 de leider was van rebellerende generaals. De trieste balans van de burgeroorlog telde honderdduizenden mensen mishandeld, gedood of gevangen gezet.


Het Spanje van Franco (1939-1975)


Franco was een alleenheerser die gesteund werd door de enige toegestane politieke beweging, de rechtse Falange, en door het leger en de kerk. Het zogenaamde "franquisme" wilde maar een ding: de herleving van het katholieke Spanje in zijn oude glorie en het afzweren van alle krachten en binnenlandse en buitenlandse vijanden die die oude glorie hadden laten verdwijnen. Dit gebeurde niet al te zachtzinnig en trof o.a. Catalanen, Basken en arbeidersbewegingen.
Het sociaal-economisch leven werd beheerst door verticaal georganiseerde syndicaten naar fascistisch-corporatief model, maar veroorzaakte lange tijd armoede, honger, corruptie (zwarte markt), economische stagnatie en cynisme. Economisch bereikte Spanje pas in 1956 weer het peil van 1936. Alle illegale organisaties en ballingen konden het regime niet serieus bedreigen.
In de Tweede Wereldoorlog steunde Franco Duitsland en Italie, aan wie hij zijn overwinning in de Spaanse burgeroorlog mede te danken had. Spanje zelf werd geen oorlogsgebied; wel nam een vrijwilligersleger, de Blauwe Divisie, deel aan de strijd tegen de Sovjet-Unie.
In 1943 al benoemde hij de monarchist Jordana als minister van buitenlandse zaken en in 1947 herstelde hij formeel de monarchie zonder een koning te benoemen. Na 1945 kwam Spanje in een isolement terecht en het Franco-bewind werd door de Verenigde Naties veroordeeld. Pas halverwege de jaren vijftig kwam Spanje uit dit isolement door de toetreding in 1955 tot de Verenigde Naties en in 1959 tot de OEES, de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking, de voorloper van de OESO. Economisch ging het vanaf 1953 weer wat beter door een aantal economische verdragen met de Verenigde Staten. De Spaanse kolonieen Marokko, Spaans-Guinea (nu: Equatoriaal Guinee) en Spaans Sahara (nu: Westelijke Sahara) werden in respectievelijk 1956, 1968 en 1975 zonder veel strijd opgegeven. De kleinzoon van Alfons XIII, Juan Carlos de Bourbon, werd in 1969 door Franco tot zijn opvolger aangewezen. Juan Carlos werd zelfs onder toezicht van Franco opgevoed.
In de jaren zestig veranderde de Spaanse samenleving door een toestroom van buitenlands kapitaal, de opkomst van het toerisme en door de Spaanse gastarbeiders die veel geld mee naar huis brachten. Door al deze ontwikkelingen namen industrialisatie en verstedelijking sterk toe en groeide de economie voorspoedig. Door de modernisering werd de invloed van de Falange en het systeem van de syndicaten steeds minder belangrijk.
Ook binnen het regime van Franco werd steeds meer gestreefd naar liberalisering van het systeem. Zo bezette de modernistische rooms-katholieke lekenorganisatie Opus Dei belangrijke economische regeringsposten en kwamen nieuwe oppositiebewegingen opzetten. In Catalonie leefde het nationalisme weer op en in het Baskenland bond een nieuwe bevrijdingsbeweging, de ETA, de gewapende strijd aan met de gevestigde orde. Vele terreuraanslagen zouden volgen en het regime trad zeer hard op tegen de ETA en andere terreurgroepen
In 1973 werd premier Carrero Blanco, de tweede man van het regime achter Franco, gedood bij een aanslag van de ETA, en op 20 november 1975 overleed dictator Franco zelf.


Spanje wordt een parlementaire democratie


Op 22 november 1975 werd koning Juan Carlos beëdigd. Hij effende tot ieders verrassing meteen de weg naar een parlementaire democratie die via een aantal referenda langs wettelijke weg werd gerealiseerd. De laatste premier van Franco, Arias Navarro, werd opgevolgd door Adolfo Juarez die de periode van overgang ("transicion) begon. Alle burgerlijke vrijheden werden weer toegestaan, ballingen keerden terug en verboden partijen als de socialistische en de communistische werden gelegaliseerd.
In 1977 werden voor het eerst sinds 1936 weer vrije parlementsverkiezingen gehouden die werden gewonnen door de UcdD, Unie van het Democratisch Centrum, onder leiding van premier Suarez. Tweede partij werd de PSOE onder leiding van Felipe Gonzalez.
De nieuwe grondwet van 1978 maakte van Spanje officieel een parlementaire democratie. Ook de verkiezingen van 1979 werden gewonnen door de partij van Juarez en begin jaren tachtig werden eerst Catalonie en Baskenland en daarna alle andere regio's autonoom. De ETA van Baskenland wilde echter meer en zette dat kracht bij met meer aanslagen. Ook in het leger waren er bepaalde elementen tegen de verdergaande democratisering. Op 23 februari 1981 volgde er een poging tot een militaire staatsgreep onder leiding van een kolonel van de Guardia Civil, Tejero. De poging mislukte doordat koning Juan Carlos, als opperbevelhebber van de strijdkrachten zich krachtig verzette tegen deze couppoging.


Periode Felipe Gonzalez


Net voordat de coupepoging plaatsvond was Suarez opgevolgd door L. Calvo Sotelo. De parlementsverkiezingen van 1982 werden gewonnen door de PSOE en de rechtse alliantie werd nu de belangrijkste oppositiepartij. Felipe González werd de nieuwe premier en hoewel zijn eerste regeerperiode geteisterd werd door corruptieschandalen wist hij ook de verkiezingen van 1986 en 1990 te winnen. Het verwachte vernieuwingsproces en het terugdringen van de werkloosheid bleven onder zijn bewind uit. Na een referendum trad Spanje in 1982 toe tot de NAVO en in 1986 tot de Europese Gemeenschap.
In 1992, 500 jaar na Columbus' ontdekking van Amerika, stond Spanje wereldwijd in de belangstelling door de Olympische Spelen die in Barcelona gehouden werden en door de Wereldtentoonstelling die in Sevilla gehouden werd. In 1992 en 1993 werden er verschillende belangrijke ETA-kopstukken gearresteerd en ook de Baskische bevolking keerde zich steeds meer af van de terreurorganisatie. De regering-Gonzalez kreeg het ondertussen steeds moeilijker door financiele en politieke schandalen en kon alleen nog maar doorregeren met de steun van Baskische en Catalaande nationalisten die in ruil daarvoor nog meer autonomie eisten.
In mei 1995 werden er gemeentelijke en provinciale verkiezingen gehouden die werden gewonnen door de conservatieve Volkspartij (PP) van oppositieleider Jose Maria Aznar. In december werd de minister van Buitenlandse Zaken, Javier Solana, benoemd tot secretaris-generaal van de NAVO. Vervroegde verkiezingen in maart 1996 voor beide kamers werden net gewonnen door de PP voor de PSOE. Er kwam een minderheidsregering onder leiding van premier Aznar, die steunde op een alliantie met Baskische en Catalaanse partijen samen met de Canarisch Eilanden-coalitie. Ook nu kwam deze alliantie tot stand na toezeggingen voor meer autonomie.


De periode Aznar


De economische politiek van de regering-Aznar was gericht op een stabiele economische groei en men wilde voldoen aan de voorwaarden om te mogen toetreden tot de Economische en Monetaire Unie (EMU). Door bezuinigingen en privatiseringen lukte het om aan de voorwaarden te voldoen. De economische groei bedroeg in 1998 3,5% en de inflatie bleef constant laag met 2,4%. Op 1 januari werd Spanje dan ook toegelaten tot de EMU. Het enige waar de regering-Aznar niet in slaagde was het terugdringen van de grote werkloosheid.
De ETA voerde ondertussen steeds meer aanslagen uit ondanks massale demonstraties tegen het politieke geweld. De veroordeling van 23 leiders van Herri Batasuna (HB), de politieke arm van de ETA, leidde eind 1997 tot nieuwe confrontaties tussen de voor- en tegenstanders van Baskische onafhankelijkheid.
Begin 1998 volgden er weer demonstraties in verschillende Baskische steden tegen het vonnis, en ook de aanslagen tegen plaatselijke PP-politici werden geintensiveerd. Een probleem was dat de verschillende politieke partijen het niets eens waren over de strategie ten opzichte van de ETA. De Baskische Partido Nacionalista Vasco (PNV) bleef van mening dat alleen onderhandelingen met Herri Batasuna tot succes zouden kunnen leiden. De PP en de PSOE waren het hier echter niet mee eens en de regering-Aznar koos dan ook voor de harde lijn. In maart 1998 werden er weer acht ETA-leden van het beruchte Araba-commando gearresteerd en enkele maanden later werd de Baskische krant Egin verboden en het verwante radiostation Egin-Irratia uit de lucht gehaald. Naar aanleiding van het zogenaamde "Iers overleg" wisten de nationalistische Baskische partijen de ETA ertoe te bewegen een wapenstilstand in te stellen voor de deelverkiezingen in Baskenland, die op 25 oktober zouden plaatsvinden. De PP en de PSOE behaalden verrassend een kleine winst maar de nationalistische partijen behaalden nog steeds een meerderheid. Rechtstreekse onderhandelingen met de ETA werden in november door de regering-Aznar aangekondigd.
In 1997 kwam González wederom in opspraak vanwege zijn vermeende aandelen in een aantal corruptie-gevallen en illegale activiteiten. In juni 1997 trad hij af als partijleider en werd tijdelijk vervangen door de ex-minister Joaqun Almunia. In april 1998 werd de ex-minister van Openbare Werken, Jose Borelli, de nieuwe partijleider van de PSOE.
Later dat jaar kwamen politici van de regerende PP negatief in het nieuws wegens beschuldigingen van corruptie en in december trad Spanje toe tot de NAVO. Deze nieuwe gevallen van corruptie brachten de regering-Aznar in verlegenheid want zij had beloofd aan de corruptiepraktijken een einde te maken.
De laatste jaren van de 20e eeuw kwam de kwestie rondom de Engelse enclave Gibraltar weer om de hoek kijken. De regering-Aznar stelde voor om na een overgangsperiode van honderd jaar, waarin Gibraltar onder Spaans-Brits bestuur zou komen te staan, de kolonie aan Spanje over te dragen.
In maart 1999 opnieuw spanningen tussen Groot-Brittannie en Spanje vanwege Gibraltar. Spanje beschuldigde Groot-Brittannie ervan dat zij onvoldoende toezicht hielden op de georganiseerde misdaad waardoor Gibraltar een vrijhaven voor criminelen zou zijn geworden. Groot-Brittannie ontkende echter alles en stelde dat de aantijgingen bedoeld waren om de Spaanse claim op Gibraltar kracht bij te zetten. Spanje antwoordde met verscherpte grenscontroles. De in 1998 aangekondigde wapenstilstand met de ETA werd eind 1999 alweer eenzijdig opgezegd door de ETA.
Internationaal kwam Spanje in het middelpunt van de belangstelling te staan door het internationale arrestatiebevel voor de Chileense ex-dictator Pinochet, dat was uitgevaardigd door de Spaanse rechter Baltazar Garzon. Op 16 oktober 1998 werd Pinochet in Londen gearresteerd.
In maart 2000 behaalde Aznars partij een grote verkiezingsoverwinning en leed de PSOE zijn grootste nederlaag in meer dan twintig jaar. In april formeerde Aznar een nieuw kabinet, waarin veel ministers op dezelfde post bleven.
Bevolking
De Spaanse bevolking heeft sinds het einde van Reconquista (± 1500) een vrij heterogene achtergrond. Door volksverhuizingen en het samensmelten van verschillende bevolkingsgroepen is sinds de prehistorie het mediterrane type ontstaan, het meest voorkomende in Spanje. De vroege voorouders van deze mensen zijn o.a. Iberiers, Feniciers, Romeinen, Sueven, Alanen, Visigoten, Berbers, Kelten, Liguriers en Vandalen.
Uitzonderingen vormen de bewoners van de Baskische provincies en het oostelijk deel van Asturie, waar een alpine type het meeste voorkomt.
Op dit moment onderscheidt men de volgende bevolkingsgroepen: Castilianen (72,3%), Catalanen (18%), Galiciers (6%), Basken (1,5%), zigeuners of gitanos, (1,3%).
De groei van de bevolking in cijfers ziet er zo uit:
1797 10.541.000
1860 15.645.000
1900 18.830.000
1950 28.172.000
1970 34.042.000
1995 39.600.000
2000 40.000.000

Het geboortecijfer bedroeg in 2001 9,26%, de gemiddelde jaarlijkse bevolkingsgroei in de periode 1985-1995 0,2% (2001 0,1%). De bevolkingsgroei in de Europese Unie was in 1999 2,6 per 1000 inwoners, waarvan 0,7% natuurlijke aanwas en 1,9 voor migratie; voor Spanje waren deze cijfers 0,0% en 0,9%. Door de hoge geboortecijfers voor 1980 en de zeer lage na erna veroudert de Spaanse bevolking veel sneller dan in andere westerse landen. Op dit moment is al meer dan 17% van de bevolking 65 jaar of ouder (Nederland 13,72%). Als deze ontwikkelingen zich doorzetten dan heeft Spanje in 2050 nog slechts 30 miljoen inwoners.
De bevolkingsopbouw in 1999 was als volgt:
0-15 jaar 5.966.000
15-30 jaar 9.172.000
30-45 jaar 8.971.000
45-60 jaar 6.787.000
60-75 jaar 5.749.000
75+ 2.750.000

De bevolking van Spanje is zeer ongelijk verdeeld over het land. Gemiddeld wonen in Spanje ca. 78 inwoners per km2. Spanje is daarmee een van de dunst bevolkte landen van de Europese Unie, na Ierland, Zweden en Finland. Door de enorme trek naar de steden sinds 1950 woont ca. 77% van de bevolking in steden. Het dichtst bevolkte gebied ligt rond de hoofdstad Madrid met ca. 625 inwoners per km2. Rond Madrid liggen vier regio's die gemiddeld minder dan 30 inwoners per km2 hebben: Castilla Leon, Extremadura, Castilla La Mancha en Aragon.
Het ontwikkeling van het aantal inwoners dat in steden woont van meer dan 100.000 inwoners is als volgt:
1905 9%
1950 24%
1970 37%
1985 42%
1998 52%

Globaal woont een kwart van de bevolking in het binnenland en driekwart van de bevolking in de kustprovincies. De vier dichtst bevolkte provincies zijn Madrid, Barcelona, Vizcaya en Guipazcoa. In veertig van de vijftig provincies loopt het inwoneraantal achteruit. De bevolking van de provincie Teruel daalde van 265.000 in 1910 tot het schrijnende aantal van maar 136.500 in 1999.
De grootste steden van Spanje zijn (inwoneraantal ca. 1999):
Madrid 2.882.000
Barcelona 1.506.000
Valencia 739.000
Sevilla 702.000

Vanaf de zestiende eeuw is Spanje een emigratieland; zo zijn miljoenen Spanjaarden in de loop der eeuwen geemigreerd naar Spaans-Amerika. Deze emigratiegolf duurde tot ca. 1930. Vanaf 1960 nam de emigratie weer toe. Nu waren het de gastarbeiders die in Europa gingen werken, o.a. in Nederland. In 2000 woonden er nog ongeveer 2,5 miljoen Spanjaarden in het buitenland.
Als immigratieland kwam Spanje vanaf 1980 in beeld en vooral Portugezen Zuid-Amerikanen en Noord-Afrikanen trokken al dan niet illegaal Spanje binnen. Het aantal legale buitenlanders neemt de laatste jaren sterk toe:
1991 396.000
1995 489.000
1998 720.000
Het aantal illegalen wordt op 250.000 geschat. De problemen met illegale buitenlanders nemen hand over hand toe vooral in de provincie Andalusië en op de Canarische Eilanden waar dagelijks veelal Afrikanen door mensensmokkelaars het land binnengesmokkeld worden. Velen halen niet eens de kust en verdrinken doordat hun gammele bootjes zinken.
In Spanje wonen ongeveer 500.000 zigeuners. De helft daarvan zijn de zogenaamde "beticos" uit Andalusie. Een andere grote groep zijn de "Catalanes" uit Catalonie. Deze groepen zijn over het algemeen het beste geintegreerd in de Spaanse samenleving.
Taal
Het Castellano (Castiliaans) is de officiele staatstaal sinds ca. 1250. In het buitenland wordt het Castellano eigenlijk altijd "Spaans" genoemd. Het Castellano is een Romaanse taal met veel afleidingen uit het Latijn, maar ook uit veel andere talen. Het Spaans bevat ca. 100 woorden die o.a. door de Visigoten naar het schiereiland zijn gebracht. Tijdens de overheersing van de Moren zijn er ongeveer 4000 woorden in de Spaanse taal ingebracht. Verder zijn er veel woorden aan het Frans en het Italiaans en meer recente aan het Engels ontleend.
Voorbeelden van afleidingen zijn
Arabisch Frans West-Gotisch Engels
Alcazar monje guardia lider
Aldea vinagre ropa mitin
Acequia mena tapa tractor
Alcoba coqueta espuela fatbol

Het Castellano verschilt in sommige opzichten sterk van andere Romaanse talen, met name qua uitspraak. De letters van het Spaanse alfabet zijn: a, b, c, ch, d, e, f, g, h, i, j, k, l, ll, m, n, ñ, o, p, q, r, rr, s, t, u, v, x, y, z.
De belangrijkste dialecten van het Castellano zijn Andaluz, Leons, Navarro, Aragons en Asturiano.

Naast Spanje zelf wordt er Spaans gesproken op de Canarische Eilanden en de enclaves Melilla en Ceuta in Marokko. Verder nog in alle Zuid-Amerikaanse landen behalve, Brazilie Guyana en natuurlijk Suriname; alle Midden-Amerikaanse landen behalve Belize; de Caribische eilanden Cuba, Puerto Rico en de Dominicaanse Republiek; Filippijnen en Equatoriaal Guinee. In de Verenigde Staten zijn er grote Spaans-sprekende gemeenschappen (30 miljoen) in Florida en Californie. In totaal wordt het Spaans door meer dan 300 miljoen mensen gesproken.

Pas in de grondwet van 1978 werden de belangrijke regionale talen officieel erkend. In de periode-Franco was het zelfs verboden om Euskera, Gallego of Catalan te praten.
In de Baskische provincies is het Baskisch, Vascuence of Euskera de tweede officiële taal. Het wordt gesproken aan beide kanten van de westelijke Pyreneeën door ca. 2,5 miljoen mensen. Slechts een kwart daarvan spreekt de taal nog daadwerkelijk. Er zijn zes afwijkende dialecten te onderscheiden en daardoor is er pas sinds 1968 een soort standaard Euskera vastgelegd dat ook gebruikt wordt in officiele publicaties.
In Catalonie is het Catalaans of Catalan de eerste officiele taal. Het Catalan is een taal die tussen het Frans en het Castellano in ligt en door ongeveer zes miljoen mensen wordt gesproken en verstaan. De twee belangrijkste dialecten van het Catalán zijn het Mallorquín en het Valenciano.
Het Gallego of Galego is sterk beïnvloed door het Portugees en wordt door ongeveer 1 miljoen mensen gesproken, waaronder een aantal in Portugal. Sinds Galicië een autonome provincie is worden alle officiële stukken in het Spaans en het Gallego gesteld.
De zigeuners of Rom spreken normaal gesproken Romani, een taal die gerelateerd is aan het Sanskriet. In Spanje is het Romani vermengd met het Spaans en wordt "Lengua Caló" genoemd.

Om de verschillen tussen het Castellano en het Euskera, het Gallego en het Catalán duidelijk te maken, volgt hieronder een zin uit de grondwet die gaat over de taal:

Castellano
El castellano es la lengua española oficial del Estado. Todos los españoles tienen el deber de conocerla y el derecho a usarla.

Euskera
Gaztelania da Espainiako Estatuaren hizkuntza ofiziala. Espainol guztiek jakin behar dute eta erabiltzeko eskubidea dute.

Gallego
O castelán é a lingua española oficial do Estado. Todos os españoles teñen o deber de coñecela e o dereito a usala.

Catalán
El castellà és la llengua espanyola oficial de l'Estat. Tots els espanyols tenen el deure de conèixer-la i el dret d'usar-la.

Enkele woorden:

Nederlands Castellano Euskera Gallego Catalán

Hallo hola kaixo ola hola
Alstublieft por favor mesedez por favor sisplau
Dank u gracias eskerrik asko gracias gràcies
Sorry perdón parkatu perdoa perdoni
Godsdienst
Vanaf het jaar 394, toen Spanje nog tot het Romeinse rijk behoorde, is het rooms-katholicisme de staatsgodsdienst geweest. Het was keizer Theodosius die hiervoor zorgde. In 589 werd deze status nog eens bevestigd door de Visigotische koning Recaredo. In 711 werd Spanje veroverd door de Moren en was de islam de belangrijkste godsdienst.
Pas begin zeventiende eeuw heroverde de katholieke kerk haar machtige positie en ontstond een nauwe samenwerking tussen kerk en staat. In 1931, ten tijde van de Tweede Republiek, kwam aan deze ongewenste situatie een einde. De kerk had zich in al die eeuwen niet erg geliefd gemaakt en dit leidde in de Spaanse Burgeroorlog tot de dood van ca. 6000 geestelijken. Het was dan ook niet vreemd dat de kerk hechte banden met het Franco-regime aanging. Franco riep in 1939 het rooms-katholicisme uit tot staatsgodsdienst.
Zo werd het kerkelijke leven door de hele samenleving geweven. Zeer opmerkelijk was dat de kerk alleen maar bisschoppen mocht benoemen op voordracht van Franco. Door deze nauwe samenwerking met de dictator werd de kerk onder de bevolking opnieuw zeer impopulair bij de bevolking. Hoewel het Tweede Vaticaans Concilie de scheiding van staat en kerk eiste, weigerde Franco om hieraan gehoor te geven.
Pas na Franco's dood werd in de grondwet van 1978 weer de scheiding van kerk en staat opgenomen en de vrijheid van godsdienst gegarandeerd. Dit alles op initiatief van de pas aangetreden koning Juan Carlos.

De Spaanse bevolking is voor ca. 95% rooms-katholiek. De rooms-katholieke kerk omvat in totaal 14 aartsbisdommen en 53 bisdommen. Samen vormen de elf kerkprovincies. De aartsbisdommen van Barcelona en Madrid-Alcalá vallen rechtstreeks onder de Heilige Stoel van Rome. De primaat van Spanje is de aartsbisschop van Toledo. Ca. 870.000 mensen belijden een ander geloof dan het rooms-katholicisme, o.a. moslims (ca. 500.000), joden en protestanten (ca. 70.000).
De betrokkenheid met de kerk is de afgelopen decennia sterk teruggelopen. Meer dan 4 miljoen mensen zeggen geen enkel geloof meer aan te hangen. Ook het aantal parochiegeestelijken, kloosterlingen en nonnen loopt sterk terug. Ondanks deze teruggang wordt er nog steeds massaal deelgenomen aan de belangrijke religieuze feesten. Dat het op dit moment steeds meer traditie in plaats van religieuze overtuiging is, mag duidelijk zijn.
Op het platteland wordt er veel deelgenomen aan zogenaamde "romerías", pelgrimages naar het heiligdom van een bepaalde heilige of naar veel vereerde beelden van Maria of Jezus. Een van de bekendste is de pinkster-romerías van Huelva, La Virgen del Rocío. Hier trekken jaarlijks nog honderdduizenden pelgrims naar toe.


"Opus Dei"


De organisatie "Opus Dei", in Spanje ook wel "La Obra" genoemd, wil een betere en meer welvarende maatschappij, maar dan wel sterk gebaseerd op de traditionele christelijke waarden. Deze organisatie werd in 1928 gesticht door de priester Josemaria Escrivá de Balaguer wiens in 1931 gepubliceerde maximen, de "Camino", dienen als leidraad voor de aanhangers van de organisatie. Hij constateerde dat de welvaart onder de bevolking wel toenam, maar dat tegelijkertijd de ook religiositeit en de ontkerkelijking toenam.
Onder het Franco-regime kreeg de beweging steeds meer invloed op het sociale leven, in 1941 op het onderwijs en in 1957 zelfs op de economie. Op dit moment telt de beweging over de hele wereld ongeveer 80.000 leden, waarvan ongeveer 27.000 in Spanje. Door het heilig verklaren van Escrivá in 1998 is Opus Dei doorgedrongen tot in het hart van de rooms-katholieke kerk.
Een bepaalde groep, de "numerarios", wonen in communes en dragen hun inkomens af aan de organisatie. De organisatie krijgt hierdoor veel geld binnen.
Dit soort organisaties krijgt vanzelfsprekend veel kritiek over zich, waarvan de vraag wat er van waar is. Ook Opus Dei wordt ervan beschuldigd mensen hun eigen verantwoordelijkheid af te nemen en mensen die uittreden of willen uittreden hebben het niet gemakkelijk. Verder wordt er van de leden strikte geheimhouding gevraagd over interne zaken.
Samenleving
Staatsinrichting


Op 22 november 1975 werd Spanje weer een parlementaire constitutionele monarchie. De staatsinrichting is gebaseerd op de grondwet (Constitución) die op 6 december 1978 werd goedgekeurd na een referendum. Ook de grote mate van autonomie van de verschillende volken en regio's werd hierin geregeld.
Het Spaanse parlement, de "Cortes Generales", bestaat uit het Congres van Afgevaardigden (Congreso de los Diputados), te vergelijken met onze Tweede Kamer, en de Senaat (Senado), te vergelijken met onze Eerste Kamer. Deze twee kamers worden door de koning bijeen geroepen en kunnen ook door hem ontbonden worden. Alleen het Congreso kan de regering tot aftreden dwingen na een motie van wantrouwen, een "moción de censura".
Het uit 350 leden bestaande Congres wordt voor vier jaar gekozen. De provincies vormen de kiesdistricten en de enclaves Ceuta en Melilla in Marokko worden elk door één afgevaardigde in het Congres vertegenwoordigd. Het Spaanse kiessysteem is een combinatie van een districtenstelsel en van evenredige vertegenwoordiging. Alle Spanjaarden van achttien jaar en ouder mogen stemmen.
De Senaat heeft 255 leden, regionale afgevaardigden met een zittingsduur van vier jaar en bijna elke provincie mag vier senatoren benoemen. Hierdoor is de stem van de kleinste provincie net zo gewichtig als de stem van de grootste provincie. Dit vindt men geen goede gang van zaken en daarom is men van plan om de hele opzet van de Senaat te veranderen. De bedoeling is dan dat de Senado de vertegenwoordiging in het landsbestuur gaat worden van de autonome regio's, en dus niet meer van de provincies. Vooralsnog zijn het echter niet meer dan plannen.
Nadat een ontwerp-regeringsprogramma is gemaakt wordt door het Congres de minister-president (Presidente del Gobierno) gekozen. Op voorstel van de minister-president kan de koning ministers benoemen of ontslaan. De minister-president is in Spanje zeer machtig en te vergelijken met de Britse premier of de Duitse Bondskanselier. De Spaanse ministers mogen tevens parlementslid zijn.
Nadat het Congres toestemming gegeven heeft, kan de koning, op voorstel van de minister-president, een referendum uitschrijven. Deze referenda hebben louter een consultatief karakter.
Het erfelijk staatshoofd van Spanje is de koning, de "Rey de España", tevens het symbool van de eenheid. De huidige koning is Don Juan Carlos de Borbón y Borbón, de kleinzoon van de voormalige koning Alfonso XIII. Hij volgde de dictator Franco na diens dood in 1975 op. Hij was echter al in 1969 door Franco aangewezen als zijn opvolger. De persoon van de koning is onschendbaar en treft geen enkele verantwoordelijkheid. Alle besluiten van de koning worden daarom door de minister-president gecontrasigneerd. Zodoende berust de uiteindelijke verantwoordelijkheid altijd bij degene die de besluiten van zijn handtekening voorziet.
De koning heeft dermate veel, weliswaar formele bevoegdheden, dat hij een grote invloed heeft op een aantal belangrijke zaken.
Enkele van zijn bevoegdheden zijn:
Het bekrachtigen van wetten.
Het uitvaardigen van wetten.
Hij schrijft referenda en verkiezingen uit.
Hij benoemt en ontslaat op voordracht van de premier ministers.
Hij is opperbevelhebber van de strijdkrachten.
Hij kan gratie verlenen.


Administratieve indeling


Onder het regime van dictator Franco had Spanje een sterk gecentraliseerde staatsvorm. In 1978 veranderde de staatsvorm in een gedecentraliseerde structuur met zeventien autonome regio's (comunidades autónomas) die ieder hun eigen president, parlement, uitvoerende macht en hooggerechtshof hebben. Spanje bestaat op een lager niveau uit 52 provincies, inclusief de enclaves Ceuta en Melilla in Marokko die in 1995 werden uitgeroepen tot "Ciudad Autónoma", autonome steden met beperkte bevoegdheden. Deze provincies worden bestuurd door provinciale raden (Diputaciones Provincial). De leden van de proviciale rade worden in aansluiting op gemeenteraadsverkiezingen door de raadsleden in de provincie uit hun midden gekozen. Het dagelijks bestuur van de provincies is de "Comisión de Gobierno".
De gemeentes (municipios) worden bestuurd door burgemeesters en raadsleden (Ayuntamiento). De burgemeesters worden gekozen door de raadsleden en de raadsleden worden gekozen door de inwoners van de gemeenten. In 1998 waren er in Spanje 8097 gemeenten. Spanje kent heel veel zeer kleine gemeenten, soms met minder dan 100 inwoners. Ca. 86% van alle gemeenten heeft minder dan 500 inwoners. Sommige kleine gemeenten hebben als bestuur een zogenaamd "Asamblea Vecinal" waarin alle inwoners een soort buurtraad vormen die de beslissingen neemt.
Op 18 december 1979 kregen Catalonië en de Baskische provincies als eersten een vorm van zelfbestuur. De Baskische bevolking kiest een Baskische Nationale Raad die veel bevoegdheden heeft wat betreft o.a. handel, landbouw, onderwijs en gezondheidszorg. Deze Nationale Raad kiest een premier die vervolgens een regering vormt. Er bestaat zelfs een fiscale autonomie waardoor men zelf belasting kan heffen.
In Catalonië wordt een parlement gekozen. Dit parlement kiest vervolgen zelf de premier en de regering.
Het parlement, de president en de regering dragen samen de historische naam "Generalitat" (Generaliteit). De bevoegdheden liggen o.a. op het gebied van onderwijs, toerisme, energievoorziening, media en financiële instellingen. De Generaliteit kan zelf belastingen heffen en net als in de Baskische provincies heeft Catalonië een eigen politiemacht.


Onderwijs


Het onderwijs in Spanje is lange tijd achtergebleven bij de rest van het moderne Europa. Met name het platteland, waar de afstanden groot zijn en de verbindingen slecht waren, kende een groot aantal analfabeten. Ook het geld dat voor onderwijs werd uitgegeven stak schril af bij andere landen in Europa. De kentering werd ingezet vanaf 1962 onder het Franco-regime. In nauwelijks vijftien jaar tijd is het budget voor het onderwijs met 100% gestegen. Het analfabetisme onder vooral de ouderen werd aangepakt door het Servicio de Educación Permanente de Adultos. Deze organisatie verzorgt cursussen lager onder onderwijs voor ouderen. De zeggenschap over het onderwijs is trouwens in handen van de autonome regeringen. Ook het onderwijs op afstand, de Educación de Distancia", zorgt ervoor dat steeds meer mensen gebruik kunnen maken van het onderwijssysteem, en dat geldt dan voor lager tot en met universitair onderwijs. In 1999 volgden meer dan 130.000 mensen op deze manier universitair onderwijs via de Universidad Nacional de Educación de Distancia, die zelfs vestigingen in het buitenland heeft.
Een derde van het aantal leerlingen gaat naar privé-scholen die in handen zijn van particulieren of religieuzen. De meeste van deze scholen worden voor 100% gefinancierd door de overheid. Ze zijn dan wel verplicht een schoolbestuur te hebben en in principe iedere leerling toe te laten. Het onderwijs aan de staatsscholen is gratis.
Volgens de nieuwe onderwijswet van 1990, de Ley Orgánica de Ordenación General del Sistema Educativo (LOGSE), zijn er de volgende schooltypen in Spanje:
Allereerst de Educación Infantil, het peuter- en kleuteronderwijs. Dit niet verplichte onderwijs bestaat uit een cyclus van drie jaar of van zes jaar.
Daarna volgt het Educación Primaria, het basisonderwijs dat gegeven wordt van zes tot en met twaalf jaar en verplicht is. Er zijn drie cycli van elk twee jaar met een aantal verplichte en een aantal facultatieve vakken. Al in groep drie begint men met introduceren van een vreemde taal.
Het verplichte voortgezet onderwijs is het Educación Secundaria Obligatoria (ESO), van 12 tot 16 jaar, waarna de leerplicht stopt. Het ESO telt twee cycli van twee jaar. De tweede cyclus bevat de meeste vakken die in de eerste cyclus worden gegeven, aangevuld met een aantal keuzevakken dat stijgt tot 30%.
Na het ESO krijgen de leerlingen een certificaat dat toegang geeft tot het "Bachillerato". Ook kan men dan gaan studeren aan beroepsopleidingen.
Het Bachillerato geeft toegang tot de universiteit. Men krijgt verplichte kernvakken en vakken van de richting die men kiest: techniek, kunst, natuurwetenschappen of sociale wetenschappen. Bovendien zijn er ook nu weer een aantal keuzevakken.
Het middelbaar beroepsonderwijs, het Formación Profesional Grado Medio, is niet erg populair in Spanje. Het duurt gemiddeld ongeveer twee jaar en de leerlingen krijgen naast algemeen vormende vakken vooral beroepsgerichte vakken.
Het hoger beroepsonderwijs of Formación Profesional Grado Superior kan gevolgd worden met een diploma Bachillerato.
Het universitair onderwijs is verdeeld in drie cycli:
Na de eerste drie jaar is men "Diplomado" en met dat behaalde diploma kan de tweede cyclus gevolgd worden, die twee jaar duurt. Men is dan een "Licenciado", ongeveer te vergelijken met onze doctorandustitel. Hierna kan men doorstuderen voor de titel van "Doctor".
Spanje telt momenteel 62 universiteiten waarvan 19 particuliere. De universiteit van Salamanca is de oudste van Spanje en dateert van 1218. De Universidad Complutense van Madrid/Alcalá is een van de grootste ter wereld met meer dan 100.000 studenten. Andere grote universiteiten zijn die van Barcelona, Valencia, Sevilla, Granada en País Vasco. Het aantal universitaire studenten is in tien jaar verdubbeld tot meer dan 1,5 miljoen in 1999.


Gezondheidszorg


In Spanje wordt van oudsher veel geld door de overheid uitgegeven aan de gezondheidszorg. Een aantal autonome gebieden regelt de gezondheidszorg zelf. De in 1942 opgezette Verplichte Ziektekosten Verzekering was zeer gebrekkig, en pas nadat in 1966 de Seguridad Social werd opgezet veranderde er veel ten goede. In 1971 viel al 75% van de bevolking onder deze regeling en in 1982 was dat percentage al gestegen naar 86%. De Seguridad Social is te vergelijken met ons Ziekenfonds. In 1986 werd de Ley General de Sanidad aangenomen, waardoor het mogelijk werd om de gehele bevolking onder te brengen in het Sistema Nacional de Salud, het Nationale Gezondheidsstelsel. Vanaf 1991 valt 99% van de Spaanse bevolking onder dit stelsel. Men denkt er over om deze regeling te gaan privatiseren.
Spanje kent verder een groot aantal privé-klinieken. Ca. 25% van de medische zorg wordt in privé-klinieken en andere privé-instellingen verzorgd.
Door de sterk verbeterde medische zorg behoort deze op dit moment tot de beste ter wereld. De levensverwachting van de bevolking is daardoor zeer hoog en de zuigelingensterfte is zeer laag. Ook het aantal artsen per 1000 inwoners en het aantal orgaantransplantaties per miljoen inwoners behoort tot de hoogste ter wereld.


Stierenvechten


Het stierenvechten stamt al uit de oudheid en ook in de Middeleeuwen en de tijd van de Habsburgers werd deze "sport" beoefend. Eerst alleen door de adel maar later kwamen steeds meer "matadores" uit het gewone volk voort.
Er zijn op dit moment ongeveer 700 stierenfokkerijen waar vechtstieren of "toros bravos" gefokt worden. De duurste stieren kosten ongeveer 15.000 euro en een matador, de torero die de stier doodt, verdient tot 50.000 euro per "corrida", per stierengevecht. Per corrida worden zes stieren gedood. Jaarlijks worden er meer dan 13.000 corridas gehouden met 50 miljoen bezoekers en ca. 30.000 stieren.
Corridas vinden alleen plaats in de zomer en beginnen meestal in de namiddag. De voorstelling begint met een parade van drie matadores met hun helpers, de "cuadrilla". Onder begeleiding van typisch Spaanse muziek paraderen zij door de arena, de "plaza de toros". Daarna begint het gevecht en de cuadrilla's testen de stier en dagen hem uit.
Vervolgens komt de op een paard zittende "picador" in beeld die de stier in de schoft verwond, waardoor de stier verzwakt door het bloedverlies. Na de picador komen de "banderillos", die hun scherpe "banderillas" in de schouder van de stier steken. Tenslotte komt de matador die met een zwaardstoot een eind maakt aan de vaak ongelijke strijd. Hoewel alle stieren uiteindelijk sterven, vallen er ook regelmatig doden en gewonden onder de matadoren.
Ondanks vele protesten uit de hele wereld gaat dit Spaanse volksvermaak (fiesta nacional) nog steeds door met alsmaar toenemende bezoekersaantallen. Bovendien is het een heuse bedrijfstak waar vele miljoenen euro's mee verdiend worden en waar 170.000 werknemers direct bij betrokken zijn. Op de Canarische Eilanden zijn de corridas in deze vorm verboden, evenals in sommige gemeentes op het vasteland.
Het Nederlandse Comité Anti Stierenvechten is gevestigd in Utrecht.
Economie en toerisme
Algemeen


Spanje is lang een agrarisch land gebleven. Pas tegen het einde van de jaren vijftig werd er een begin gemaakt het opbouwen van een industrie die al snel een belangrijke economische sector werd. Ook de dienstensector maakte een enorme ontwikkeling door. Internationaal is Spanje op dit moment het vijfde industriële land van Europa, met de auto-, de staal- en de chemische industrie als belangrijkste industrieën. Ook de scheepswerven horen tot de belangrijkste ter wereld. Andere belangrijke bronnen van inkomsten zijn uiteraard het toerisme, maar ook nog steeds het geld dat door geëmigreerde werknemers naar Spanje overgemaakt wordt.
De structuur van de beroepsbevolking veranderde door de snelle economische groei aanzienlijk. Zo werkte in 1999 nog slechts 7,3% van de beroepsbevolking in de landbouw; in 1950 was dit nog ca. 50%. Ook het inkomen per hoofd van de bevolking maakte een spectaculaire stijging door van in 1960 tot .239 in 1999.
Het ontbreken van technisch goed opgeleid personeel was een van de belangrijke oorzaken van de teruggang van de economie in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Een groot deel van de industrie had zich toegelegd op de productie van goedkope massaproducten die in ontwikkelingslanden veel goedkoper gemaakt konden worden. De uitvoer van die producten liep snel terug, maar ook de zware industrieën konden hun producten steeds moeilijker verkopen. De werkloosheid steeg daardoor snel en een economische crisis was een feit.
In de jaren tachtig werd het economische beleid gedomineerd door de aanstaande toetreding tot de Europese Unie in 1986. Begin jaren negentig nam de economische groei weer af maar herstelde zich na 1996. Alleen de werkloosheid blijft nog een groot probleem want die bedraagt officieel nog zo'n ///20% van de beroepsbevolking.
Na 1996, onder het kabinet-Aznar, was alles erop gericht om te kunnen deelnemen aan de Economische en Monetaire Unie (EMU). Hiertoe werd er stevig bezuinigd op de publieke sector en werden grote staatsbedrijven geprivatiseerd.
De resultaten van dit economische beleid mochten er zijn. De inflatie bleef constant laag en de economische groei bedroeg in 1998 3,5% zodat Spanje zonder problemen kon deelnemen aan de EMU.
Ondanks de economische vooruitgang bestaan er grote verschillen in welvarendheid tussen de diverse regio's in Spanje. De rijkste gebieden van Spanje zijn Madrid, Catalonië, Valencia en de Balearen langs de Middelllandse Zeekust, het noorden en de Ebro-vallei, o.a. Aragón, La Rioja, Navarra en Baskenland.


Akkerbouw, veehouderij, bosbouw en visserij


Sinds 1950 is het aandeel van de landbouw aan het bruto nationaal product (bnp) sterk afgenomen naar 4,9% in 1999. In Midden- en Zuid-Spanje komt nog grootgrondbezit voor maar de meeste landbouwbedrijven zijn niet groter dan 10 ha.
In heel Spanje wordt tarwe verbouwd, aardappelen in de noordelijke kuststreken en rogge en gerst in Castilië en in noordelijke provincies. Belangrijk voor de export is de wijnbouw en de productie van olijfolie. Spanje is de derde wijnproducent van Europa en de grootste olijfolieproducent van de Europese Unie. Andere belangrijke producten zijn suikerbieten, vlas, maïs, tabak en katoen.
Wat tuinbouwproducten betreft is Spanje de grootste producent in Europa en zelfs de vijfde in we wereld van citrusvruchten. De productie van citrusvruchten vindt natuurlijk voornamelijk plaats in de zonrijke streken, de Middellandse-Zeekust, Andalusië en de streek rond Valencia.

De veehouderij vormt ca. 40% van de totale landbouwproductie. Met name de veehouderij neemt een belangrijke plaats in, door de steeds toenemende vraag naar vlees. Een bekend rundveegebied is Galicië met zijn weidegronden. Een bijzondere bedrijfstak is de stierenfokkerij in de omgeving van Madrid, Sevilla, Salamanca en Córdoba. Deze stieren worden gefokt voor de stierengevechten.
Catalonië kent grote varkensbedrijven, die Spanje voor een groot deel van varkensvlees voorzien. Spanje importeert ook nog steeds veel biggen uit Nederland.
Schapen worden vooral gehouden op de uitgestrekte hoogvlakten in het midden van het land. De meeste melkveehouderijen zijn te vinden in Cantabrië, Galicië, Asturië en Baskenland. De regio Madrid kent veel kippenfokkerijen.

Bossen beslaan 33% van de totale oppervlakte en het streven is om dit percentage te verhogen. Deze bosaanplant is o.a. bedoeld om de toenemende erosie tegen te gaan, die ervoor gezorgd heeft dat 13% van Spanje woestijnachtig is.
Een van de voornaamste bosbouwproducten is kurk, afkomstig van de kurkeiken uit de uitgestrekte eikenbossen in Extremadura. Veel Spaanse bossen zijn eigendom van de staat en de gemeenten.

Spanje is een van de grootste visserijlanden van Europa, alleen Rusland, Noorwegen, Denemarken en IJsland zijn nog groter. Er wordt zowel op de Middellandse Zee als op de Atlantische Oceaan gevist naar voornamelijk tonijn, kabeljauw en sardines. In Galicië vormt de visserij een belangrijke bron van inkomsten. De Spaanse vissersvloot telt ca. 17.000 schepen. De helft hiervan bestaat uit vaartuigen van kustvissers in het noordwesten van Galicië. De grootste vissershaven van europa is die van Vigo, aan de Spaanse westkust in het noordwesten van Galicië. Hier liggen ook ca. 2000 schepen die geschikt zijn voor de diepzeevisserij. Per jaar wordt er ongeveer 1,3 miljoen ton vis gevangen en de consumptie van vis per hoofd van de bevolking is na Japan de grootste ter wereld.



De industrie droeg in 1999 voor 31% bij aan het bnp. De belangrijkste industriegebieden liggen in de provincies Barcelona, Madrid, Valencia, Vizcaya, Asturië, Alicante en Zaragoza. Belangrijke sectoren zijn aardolieraffinage en chemie en de productie van transportmiddelen en elektrische machines. De textiel- en de zware industrie zijn op dit moment minder belangrijk dan vroeger.
Spanje is de vijfde producent van gereedschapmachines in Europa en de negende ter wereld met in 1998 115 bedrijven met ongeveer 5000 werknemers. De meeste bedrijven zijn gevestigd in de Baskische provincies Guipuzcoa en Vizcaya, en verder Catalonië, en Aragón. Door de sterk gestegen vraag naar gereedschapsmachines moest er in 1998 nog voor 403 miljoen euro geïmporteerd worden.
De bouwsector is verantwoordelijk voor 7,3 procent van het bruto binnenlands product en meer dan 105 van de beroepsbevolking is werkzaam in deze sector. De woningbouw is de grootste subsector en daarna volgen restauratie en onderhoud, infrastructuurwerken en utiliteitsbouw. De verwachting is dat op den duur de subsector infrastructuurwerken steeds belangrijker voor de bouwindustrie zal worden.
Met name op het gebied van kleine personenauto's is Spanje een belangrijk productieland. In 2000 werden er meer dan drie miljoen auto's geproduceerd, waarvan er 2,5 miljoen werden geëxporteerd. In de auto-industrie werken ongeveer 2 miljoen werknemers. Spanje is door de relatief lage arbeidskosten (de helft van de Duitse arbeidskosten!) zeer interessant voor Franse en Duitse autofabrikanten.
Door o.a. forse investeringen en automatisering bloeit de Spaanse scheepsbouw weer op en beschikken de scheepswerven weer over een rijk gevuld orderboek. De herstructurering heeft gezorgd voor een concurrerende en kwalitatief goede scheepsbouw.
In de chemische industrie zijn meer dan duizend bedrijven werkzaam. Drie van de grootste bedrijven in de grondstoffenchemie zijn van Duitse herkomst. Ca. 90% van de bedrijven werken lokaal of voor de regio en hebben een bescheiden jaaromzet. Toch neemt Spanje als producent van chemische producten in Europa de vijfde plaats in. De farmaceutisceh industrie is vooral gevestigd in de omgeving van Madrid en Barcelona.
De Spaanse textiel- en kledingindustrie in met name Catalonië, Vanlencia en Galicië biedt werk aan 275.000 peresone en kent bijna 8.000 veelal kleine ondernemingen. Binnen de Europese Unie staat Spanje als vijfde op de lijst van textielfabrikanten. Door de concurrentie uit Oost-Azië had de textielindustrie het begin jaren negentig zeer moeilijk, maar klimt nu weer uit het dal.
De Spaanse lederwarenindustrie neemt nog steeds een belangrijke plaats in op de wereldmarkt. De schoenenindustrie kent vooral kleine bedrijven. De hoogste productiegroei werd gerealiseerd in de sector tassen en kleine lederwaren. Ook de bontindustrie floreert in Spanje, met bijna 3000 bedrijven en 27.500 werknemers.

Spanje is betrekkelijk rijk aan delfstoffen. De belangrijkste mijnbouwproducten zijn steenkool, bruinkool, ijzererts, zinkerts en lood. Andere delfstoffen die gewonnen worden zijn wolfraam, potas, mercuur en uranium. Aan de monding van de Ebro wordt aardolie gewonnen.

De belangrijkste energiebronnen in Spanje zijn de hydro- en thermische elektriciteit. Maar ook de kernenergie is zeer belangrijk voor de elektriciteitsvoorziening; het aandeel hiervan bedroeg in ///. Aardgas wordt voornamelijk ingevoerd vanuit Algerije.


handel


De belangrijkste exportproducten zijn wijn, zuidvruchten, auto's, machines, textiel en ertsen.
Geïmporteerd worden vooral transportmiddelen, voedingsmiddelen, machinerieën en chemische producten.
De belangrijkste handelspartners wat betreft de import zijn: Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië, Italië, Verenigde Staten en Nederland. Wat betreft export zijn de belangrijkste handelspartners Frankrijk, Duitsland, Portugal, Italië, Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en Nederland.
De Nederlandse uitvoer naar Spanje had in 2000 een waarde van 7,6 miljard euro. De invoer uit Spanje bedroeg in 2000 4,6 miljard euro. Ten opzichte van 1999 betekende dat een groei van meer dan 22%. De totale uitvoer van Spanje bedroeg in 2000 123,1 miljard euro en de totale invoer 166 miljard euro.


Toerisme en verkeer


De toeristenindustrie wordt steeds belangrijker voor de economie door de grote werkgelegenheid en als grote deviezenbron. Er zijn ca. 1,5 miljoen mensen werkzaam in de Spaanse toeristensector. In 2000 werd Spanje bezocht door een record aantal van 48 miljoen buitenlandse toeristen.
Tegenwoordig gebeurt dat niet alleen in de zomer, maar Spanje wordt ook steeds vaker als overwinteringsbestemming gekozen, met name de Canarische Eilanden zijn populair in de winterperiode.
Verschillende regio's zijn praktisch geheel afhankelijk van het toerisme, met name vakantiegebieden als Catalonië, Andalusië, de Balearen en de Canarische Eilanden. Ca. 80% van het buitenlands toerisme speelt zich af aan de oostkust, de befaamde Costas.
De meeste toeristen komen uit Frankrijk, Duitsland, Nederland, Groot-Brittannië en Italië.

Het spoorwegnet wordt geëxploiteerd door de RENFE en beslaat in totaal 13.000 km. Nog lang niet alle trajecten voldoen aan Europese standaardnormen. Het spoorwegverkeer wordt steeds verder uitgebreid om de positie van het wegverkeer terug te dringen.

Spanje kent ruim 68.000 geregistreerde wegvervoerbedrijven, waarvan 48.000 ondernemingen niet meer dan één vrachtwagen bezitten. Maar 35 bedrijven hebben mee dan zestig auto's. De Spaanse vervoermarkt bestaat dan ook voor een groot deel uit eigen rijders die zich vooral bezighouden met het binnenlands vervoer. Het internationale wegvervoer is in handen van maar vijf grote bedrijven. Het wegennet heeft een lengte van meer dan 337.139 km, waarvan 8000 kilometer snelweg is. De grote steden zijn onderling verbonden met snelwegen en rond de meest steden ligt een ringweg.

De belangrijkste havens zijn Barcelona aan de Middellandse Zee en Bilbao aan de Atlantische Oceaan. De Catalaanse haven Tarragona is de derde haven van Spanje en vooral belangrijk als terminal voor olie en chemicaliën. Valencia, Gijón, Tenerife en Las Palmas hebben ook belangrijke havens. De havens aan de Middellandse Zee groeien op dit moment twee keer zo hard als de Atlantische havens.

Er zijn dertig internationale luchthavens, o.a. in Madrid, Barcelona, Palma de Mallorca, Las Palmas, Malaga, Tenerife en Ibiza. De nationale luchtvaartmaatschappij is Iberia. In 2000 verwerkten de Spaanse luchthavens samen ongeveer 139 miljoen passagiers. De Madrileense luchthaven Barajas, nu goed voor 20 miljoen passagiers, moet in 2012 45 miljoen passagiers kunnen verwerken. Daavoor nodig zijn een derde startbaan, een nieuwe controletoren en nieuwe passagiers- en vrachtterminals. Of al deze maatregelen voldoende zullen zijn is nog maar de vraag gezien de snelle ontwikkelingen in de luchtvaart.


Web Page
www.vakantiepagina.nl


E-mail Voor tips en verdere informatie kan je me een mail sturen vakantieman@spanje.nl